1.2.10

The story behind the picture.

Fes, 28 november 2009. De eerste dag van Id al-Adha, voor ons Hollanders als ook voor de over-geïntegreerde Nederlandse Marokkaan, beter bekend als Het Offerfeest. Op geheel traditionele wijze wordt op deze eerste dag van het drie dagen durende feest, een schaap geslacht.
De dag voorafgaand aan deze doldwaze feestdag, zag ik op het busstation van een onbeduidend dorp in het Noord-westen van Marokko, een piepjong meisje met wilde zwarte krullen, met een aangelijnd schaap aan haar zijde. Het schaap was doodsbang en zodoende sierden de schapendrollen de met olie bevlekte weg. Het schaap begon te steigeren, voor zover een schaap dat kan doen, het meisje verloor bijna de controle over het schaap en even later verschenen er twee behulpzame oude mannen die het dier onder controle hielden door het bevende schaap in een indrukwekkende houdgreep in zijn eigen uitwerpselen tegen de grond duwen. Drie minuten later lag het arme schaap in de bagageruimte van de bus, bletend tussen de enorme zakken couscous en oversized bagage van de overige reizigers. Ik sloeg dit alles gade op die 28ste november 2009, door het raampje van een andere, parallel geparkeerde bus. (Helaas had ik mijn camera niet binnen hand bereik, dus dit beeld zal ooit schitteren in het toekomstige hoofdstuk ‘The picture I never made’. )
Dat dit slechts een voorproefje was op hetgeen wat ik de opvolgende dag zou ervaren in de koningsstad Fes, was mij toen nog niet helemaal duidelijk.
Toen ik die volgende dag door de medina van Fes slenterde en menig aanrijding met een schaap op wielen, dus vastgebonden in een ‘Moroccan style’ bakfiets, kon ontwijken, besefte ik dat dit feest er één was voor iedereen. Fes was niet meer de toeristentrekpleister die ik kende van de dagen ervoor, maar een ongewoon stille stad, met uitzondering van de bakfietsschapen + goed gemutste bestuurders, die de straten vulden. De kronkelende medinastraatjes zagen rood van het bloed van de schapen die al eerder op de bakfiets waren vervoerd naar hun ‘last resort’, en geslacht waren in en om de huizen van menig familie. De witgrijze plukken schapenvacht die in het bloed dreven deden me weer even terug denken aan het arme schaap in het bagageruim. Ja, Id al-Adha kreeg voor mij een gezicht en wel het gezicht van dat doodsbange schaap. De schapenhuiden werden verzameld door de sterkste en stoerste mannen van de families en torenhoog opgestapeld tegen de terracotta-kleurige gevels van de medinahuizen, soms nog druppend van het dieprode lichaamsvocht. Hier en daar werd zelfs het schapenhoofd meegeleverd. Een aantrekkelijk plaatje vormde het niet, maar het gaf ongetwijfeld een unieke kijk in het leven van de gelovige Marokkaan.
Ook koning Mohammed V was, net als ik, naar Fes gekomen om Id al-Adha te vieren. Voor Mohammed V stonden echter duizenden Marokkanen klaar om hem op spectaculaire wijze te verwelkomen, rijendik staand achter nog dikkere ijzeren hekwerken. Een prachtig plaatje was het. Trommelende Arabieren in enkellange witte djellaba’s, oorverdovend hoog zingende vrouwen in felgekleurde feestkleding en schattige kindertjes wapperden trots de Marokkaanse vlaggetjes. Omdat de Marokkanen de nieuwsgierige toerist best een kijkje gunnen in hun feesttradities, mocht ik helemaal vooraan in de rij staan, gedrukt tegen de hekken die mij afschermden van menig politieman. Omdat ik natuurlijk niet alweer een verhaal wilde moeten toevoegen aan mijn noodgedwongen chapter ‘The picture I never made’, haalde ik met trillende zweethandjes mijn camera quasi nonchalant uit mijn nieuw aangeschafte cameratas. Natuurlijk weet ik dat fotograferen tijdens de officiëlere occasies in Marokko, niet altijd in dank wordt afgenomen. Vooral als koning Mohammed V in het spel is, wordt het een uiterst gevoelige kwestie. Het afbeelden van nazaten van de profeet Mohammed is namelijk ‘not done’ volgens de Koran. Deze koning Mohammed V is zo een nazaat en dus niet het meest verstandige onderwerp voor een fotograaf als ik. Of voor een fotograaf in het algemeen.
De reden voor de zweethanden was dus de gevoeligheid die lag rond het fotograferen en de komst van deze koning. Maar, dacht ik, als fotograaf moet je toch een stapje verder durven te gaan dan menig amateur kiekjesmaker. Dus begon ik met een zekere voorbedachte charmante onschuld, met het nemen van foto’s van de feestelijke taferelen. Na foto nummer 10 kwam de eerste politie agent op mij afgestormd, maar na hem gezworen te hebben écht geen foto van de koning te nemen, mocht ik vrijelijk verder gaan met het vullen van mijn geheugenkaart met spannende beelden. Echter, trad de overmoed op. Ik bedacht mij dat ik erg graag een shot van bovenaf wilde hebben en klom op een pilaar, waarvandaan ik getrakteerd werd op een prachtige 'bird view'. Dat deze ‘bird view’ geen verstandige keuze was geweest, merkte ik toen ik over mijn camera keek en een drietal mannen vanaf de overkant aangerend zag komen, orders ingefluisterd van een grote onbekende door hun oorzenders. Oke. Tijd om te gaan. Maar hoe snel ik mij ook van de pilaar af wierp, en eerlijk gezegd was dat voor mijn doen vrij snel, het razendsnelle drietal stond binnen no time in een indrukwekkende driehoekformatie om mij heen. Zweethanden werd zweetrug, trillende handen werden trillende lip. Slik. Mijn spontane verdediging dat ik echt geen foto’s van de koning had gemaakt hielpen niet, logisch want hij was nog niet gearriveerd maar een kat maakt rare sprongen in het nauw, en seconden later zag ik het gevreesde afvalemmertje op het beeldschermpje van mijn camera verschijnen. Politieagent wist mijn foto’s! En dan niet de gehele geheugenkaart, maar wel die foto’s waar iemand op afgebeeld staat. Mijn shot van de veel te jonge, nerveuze agent, de nors kijkende besnorde politiecommandant, weg! Het aantal foto’s op mijn Nikon was binnen luttele seconden gereduceerd van 39 tot 11. Mijn hartslag gestegen van 60 naar 120hf. Mijn hotelkamer leek op dat moment een heel aantrekkelijke, maar vooral veilige plek om te vertoeven en na het terugkrijgen van mij camera en nog een laatste standje van de agent, maakte ik mij uit de voeten, hopend dat ik mijn hotel in een keer kon terugvinden. In een stevige looppas en een stoïcijnse blik in de ogen snelde ik mij naar mijn hotel, welke gelukkig niet al te ver bleek te zijn. Echter toen ik mij bijna in de straat van het hotel begaf, hoorde ik een luide ‘Mademoiselle!’ achter mij en tegelijkertijd vergat mijn hart heel even te kloppen. Als een onschuldige ree betrapt in de koplampen van een enorme vrachtwagen, draaide ik mij om en zag ondertussen de spijlen van de Marokkaanse bajes al voor me, vervolgens het krantenbericht ‘Hollandse journaliste opgepakt in Marokko’, en uiteindelijk de publicatie van mijn eerste boek: ‘Locked up in Morocco’. Natuurlijk had ik juist die voorgaande avond een indrukwekkend boek uitgelezen waarin uitgebreid uit de doeken wordt gedaan hoeveel journalisten er werden opgesloten en zelfs van de aardbodem verdwenen in Marokko, tijdens de beruchte ‘Jaren van Lood’. Dit alles was bedacht, nog vóórdat ik mij 180 graden had gedraaid en kon zien wie mij hier tot de aandacht riep. Voordat ik het wist keek ik twee jonge soldaten in de ogen, waarvan één zijn arm naar me uitstak. Of ik hierbij een kreetje sloeg herinner ik mij niet. Wel dat het fysiek mogelijk is dat een hartslag in korte tijd verdriedubbelt. Gelukkig zag ik, nog voordat ik mijn polsen bij elkaar had gebracht om het de soldaat wat makkelijker te maken om me te handboeien, dat hij MIJN SJAAL in zijn hand had. ‘Locked up in Morocco’ bleek overbodig, want mijn enige misdaad bleek het laten vallen van mij sjaal, wat ik wijd aan mijn zenuwen die overhand namen na alle commotie. Met een trillend lachje, zo een die te boek staat als die van een boer met kiespijn, pakte ik de sjaal aan en bedankte hem in het Engels, omdat mijn Frans pardoes uit het geheugen gewist was. Snel pakte ik mijn overdreven snelle looppas weer op en even later stond ik uit te hijgen in de lobby van mijn hotel. Dat was totdat de deur open ging en ik tot mijn grote schrik dat de soldaten mij zowaar gevolgd waren en binnenstapten in datzelfde hotel als waar ik stond na te trillen. Ik griste de sleutel uit de hand van de receptionist en liep zo nonchalant mogelijk de trap op, heel misschien neuriede ik er uit pure nervositeit zelfs wel een vrolijk deuntje bij. Duidelijk was dat het lot mij die dag verre van goed gezind was, toen bleek dat de receptionist mij de verkeerde kamersleutel had overhandigd. Enige voor de hand liggende optie was om terug naar beneden te gaan voor de juiste sleutel, want mijn hotelkamer leek mij de meest veilige plek in die situatie van spontane hartkloppingen en zweetuitbraken. Even bleef ik bij de trap wachten om te luisteren of de defensieheren al vertrokken waren en toen het rustig scheen te zijn op het slagveld, waagde ik mij naar beneden. Juist toen kwamen de mannen van achter het hotel aangelopen opvallend in hun handen wrijvend. Hun potige handen bleken vreemd genoeg nat te zijn, maar alsnog klaar om mij subtiel in de boeien te slaan. ‘Locked up in Morocco’ leek weer heel even, heel dichtbij. Stokstijf stond ik stil, midden in de lobby, mijn adem inhoudend. De mannen kwamen mijn richting uit, maar in plaats van mij te benaderen, liepen zij emotieloos langs mij heen, hup, zo de deur uit. Kijkend naar waar zij vandaan kwamen werd mij duidelijk dat deze tijd van extreem heftige emoties volledig onnodig bleek. De heren zochten blijkbaar een plek om hun dagelijkse behoeftes te doen en het hotel waar ik inliep leek hen uitermate geschikt hiervoor.
Hakkelend vroeg ik de juiste sleutel voor mijn kamer, griste hem nog sneller als eerst uit de handen van de receptionist en vliegensvlug rende ik de trap op, opende trillend mijn hoteldeur en stortte mij op mijn niet-opgemaakte eenpersoonsbed. Mijn laatste avond in Marokko bracht ik door in mijn hotelkamer, kijkend naar drie keer dezelfde film, wachtend op hard kloppen op mijn deur, om daarna als nog te beginnen aan ‘Locked up in Morocco’. Dat bleef uit. Net als mijn nachtrust. Wat dit avontuur mij heeft opgeleverd? Een wijze les en een aantal extra grijze haren.