
Station Haarlem was de eindbestemming, met als doel het Teylers Museum (http://www.teylersmuseum.nl/) om hier een unieke tentoonstelling over reisfotografie in de negentiende eeuw te bekijken... 'Fotopioniers op wereldreis'.
Zodra ik binnenstapte in het enigszins stoffige museum, waar kunst en wetenschap hand in hand gaan, en de expositieruimte binnenging, werd ik bevangen door de tentoongestelde foto's. Prachtige zwart-wit prints, haarscherp, maar vooral zo écht, zo puur. De mensen afgebeeld op de foto's kwamn voor mij ogen bijna tot leven, wat kan een foto écht zijn. Nooit heb ik een persoon, komend uit dat vreselijk verre verleden, van zo dichtbij kunnen bekijken, mijn neus bijna tegen het fotoframe gedrukt. En wat mij dan vooral zo treft is, dat al deze mensen er niet meer zijn. Tenminste, ze staan nog op deze foto, als herinnering aan hun bestaan, zo leven zij voort in een oneindig leven. Maar echt leven doen ze niet meer. Iets waar ik bij het bekijken van een antieke foto nooit eerder bij heb stil gestaan, maar deze keer trof het me.
Vroeger was reizen nog een avontuurlijke en omslachtige onderneming. Fotografen als Gustave Le Gray, gingen soms 3 jaar op pad, hun fotografische materialen op kamelen gebonden, dragers die het overige materiaal meesjouwden, om de nog o zo onbekende wereld te ontdekken. En deze vast te leggen. Na 3 jaar kwam hij terug met 100 foto's. In die tijd een enorm aantal.
Het reizen zelf was in die tijd een hele onderneming, het maken van een enkele foto nam soms uren, zelfs dagen in beslag. Het prepareren van de lichtgevoelige plaat, het belichten van deze plaat en het ontwikkelen hiervan duurde een eeuwigheid, om nog maar niet te spreken over het klaarstomen van de te fotograferen plek. Toen een 19de eeuwse fotograaf het tempelcomplex Borobudur, vlakbij het Indonesische Yogjakarta wilde fotograferen, kostte het hem en zijn helpers 10 dagen om de plek in orde te maken voor een enkel kiekje. Nu kunnen wij, met een eenvoudige druk op de knop, oneffenheden laten verdwijnen alsof deze er nooit zijn geweest.
Ook heb ik kennis gemaakt met de fascinerende Alexandrine Tinne,

een vrouw met groteske dromen. Dromen net als ik. Alexandrine Tinne was een van de eerste blanke ontdekkingsreizigsters in Afrika. Zij is vooral bekend door haar drie reizen, eerst in 1856 en 1857 in Egypte en Syrië, daarna in 1861-1864langs de Witte Nijl en tenslotte in 1867-1869 door de Sahara. Op de tweede reis overleden haar moeder en haar tante, die haar vergezeld hadden, door mysterieuze ziekten. Op haar derde reis door de Sahara, werd zijzelf met haar twee Europese bedienden vermoord, toen hun karavaan werd aangevallen door een geweldadige bende. Alexandrine Tinne was toen 33 jaar. Haar ongebreidelde nieuwsgierigheid en moed spreken ook nu nog altijd tot de verbeelding, zo ook bij mij.
Zodoende hingen er twee groepsportretten van Alexandrine Tinne’s reisgezelschap in Algiers. Zij stond hier in het midden van een groep mensen. En ze keek mij aan, die Alexandrine Tinne. Fier, tenmidden van een aantal arabieren. En oh, wat benijdde ik haar, als ontdekkingsreiziger en fotografe. Want wanneer worden er tegenwoordig nog reizen ondernomen, met het vooropgezette doel onbekende gebieden te leren kennen? Alexander de Grote, de Romeinen en de Vikingen gingen Alexandrine voor, in het zoeken naar nieuwe onontdekte werelddelen, al had het bij hen als doel, om hun Rijk uit te breiden. Alexandrine had gewone een buitengewone nieuwsgierigheid naar het onbekende. En misschien is dat wel hetgeen, waar ik haar het meeste om beneid...